woning DV

interieur, wonen

WONING DV
ligging: Oudenaarde
klant: Depret-Verbeyst
periode: 2007-2008
medewerkers: Roland Piffet, Maarten Van de Voorde
stabiliteit: UTIL cvba
aannemer: LUAN bvba
beeldmateriaal: Koen Van Damme, Marc Dubois
publicatie: A+222; Afasia; Innovate, Koen Van Damme, Lannoo; De rijwoning, een type van verleden en toekomst, Marc Dubois.

Een smalle en donkere werkmanswoning in het beschermde stadsgezicht van Oudenaarde was bedoeld als uitbreiding van de naastliggende woning Mys-Bomans. Door een zware brand zag niemand echter nog heil in het smalle perceel, en werd er door Roland Piffet en Maarten Van De Voorde een quasi nieuwe woning opgetrokken die komaf maakt met het ommuurde wonen. Tussen de monumentale, brede herenhuizen aan de Schelde creëert de nieuwe, open woning door haar verticaal geritmeerde gevel een statigheid in de hoogte die niet moet onderdoen voor haar brede buren.
De woning accentueert door het geritmeerde lijnenspel van de houten gevel het wonen in de hoogte. Geprangd tussen twee gemene gevels en hoge tuinmuren heeft het perceel een breedte van amper 4,5 m dat snakt naar een optimale benutting van ruimte en licht. Het stedelijk gestapeld wonen krijgt hier een maximale invulling in de hang naar ruimtelijkheid. De geslotenheid van de zijgevels wordt een kwartslag gedraaid tot haar open tegenpool, een transparante voor- en achtergevel. Opgebouwd uit houten, zelfdragende raamkaders van dertig centimeter diep met de achterliggende glasvlakken herinnert de horizontale driedeling aan de arduinen geleding van de vroegere werkmanswoning. Maar ze zet zich meteen ook af tegen deze vorm van wonen in ruimtes als dozen met gaten. De transparante gevel structureert, ritmeert, én misleidt het wonen dat er achter schuilgaat. De gevel stelt zich ondanks zijn transparantie als een scherm op voor de achterliggende huishoudelijke werkelijkheid, en speelt een spelletje met het klassieke leespatroon van de gevel. Niet drie, maar vier verdiepingen gaan schuil achter deze statige ritmiek. De transparante evenwaardigheid die de gevel pretendeert voor de woonniveaus is binnendan ook zeer specifiek. Losgetrokken van de voorgevel – om zijdelingse inkijk te vermijden – vormen de verschillende woonplateaus elk een specifiek landschap. Daar waar de houten gevel aansluit aan de kroonlijsthoogte van de ene buur, klapt het dak open om aansluiting te vinden bij het gabariet van de andere buur. Dit creëert een extra verdieping, als in een kuip verborgen achter het glas. Langs de achterzijde volgt de woning deels het gabariet van de oude woning en haar achterbouw. Het onderscheid tussen achterbouw en hoofdbouw wordt echter weggevaagd en één gemaakt met de woning. De diepere bouwdiepte van de gelijkvloerse sokkel laat zo toe de leefruimte op de eerste verdieping uit te breiden met een ruim terras. Een balustrade naar de achterliggende lichtput herhaalt het gevelspelletje en is het verlengde van de gelijkvloerse achtergevel.
De skyline van de stad loopt door de woning over in de groene topografie van de Vlaamse Ardennen, waarbij de verdiepingen verschillende relaties en zichten met die buitenwereld schenken. De leef- en eetruimtes worden hogerop gebracht, de ommuurde benedenverdieping zet de leefruimtes letterlijk op een pied-de-stalle, de dakkuip krijgt dankzij het opengeklapte dak een extra slaapverdiep. Het gelijkvloers, met bureauruimte, functionele restruimtes en slaapvertrek is een sokkel om de twee hogergelegen leefplateaus te verheerlijken. Het credo van licht en lucht dat de leefplateaus toejuichen kent pas zijn gelijke nadat de sfeer van de donkere werkmanswoning met een lange smalle toegang opgeroepen werd. Licht en luchtigheid in de woning ontvouwt zich tot georchestreerde panoramische zichten. Over ruimtes kan men moeilijk spreken, alleen over ruimte. Tussen de twee zijmuren verlegt het blikveld zijn grenzen tot diep in het stedelijke en groene landschap. De straat vormt geen breuk meer met het water, het water weergalmt tot boven, en boven de oude verbrokkelde muren van achterliggende koterij wordt de groene wijdsheid zichtbaar.
Tussen sokkel en dakkuip graaft en slingert de trap zich doorheen de woning. Een betonnen, aan weerszijden begrensde start ontplooit zich vanaf het eerste leefplateau als een open, fijne stalen circulatiebeweging. De centrale plaats van een trappenkoker wordt omgebogen tot een centrale rol van het bewegen, en geeft de smalle en hoge woning haar identiteit. Een trap dient hier niet voor de functionele ontsluiting van ruimtes, maar maakt integraal deel uit van de ruimte, en dus ook van het wonen. Circuleren betekent de woning, de ruimte doorkruisen. Met de trap als essentieel onderdeel in de ruimtebeleving van de woning is haar positie bepalend. Ze verspringt van plaats en oriëntatie per niveau en geeft volop ruimte en identiteit aan de visuele uitgestrektheid van de woonplateaus. Tussen de vele verborgen pareltjes van verbouwingen en nieuwe achterbouwen in Vlaanderen is deze woning een letterlijke verademing in het stadse leven.
Copyright Veronique Boonen